De huurovereenkomst wordt aangegaan voor de duur van …. jaar en geldt voor de huurder als voor diens erven en rechtverkrijgenden. Verlenging van de huurtermijn is mogelijk mits voor de afloopdatum, tegen de alsdan geldende voorwaarden en prijzen. Indien van dit recht geen gebruik wordt gemaakt, vervalt het graf aan de stichting. Het eventueel daarop geplaatste monument wordt verwijderd en blijft nog een jaar ter beschikking van de huurder.
De huurder is onderworpen aan de bepalingen voor het begraven, gelijk deze thans door de stichting resp. de overheid zijn vastgesteld of in de toekomst nader mochten worden vastgesteld.
De huurovereenkomst wordt eerst rechtsgeldig, nadat de stichting in het bezit is van een door de huurder ondertekend exemplaar van deze akte.
Het graf mag nimmer worden geopend en geen bijzetting daarin plaatsvinden dan met schriftelijke toestemming van de huurder, diens erven of rechtverkrijgenden. Bij overlijden van de huurder zijn de erfgenamen verplicht binnen 6 maanden het graf ten name van een nieuwe huurder te doen inschrijven. Bij verzuim daarvan zullen de rechtsopvolgers van de huurder per aangetekende brief worden aangemaand om binnen 3 maanden de inschrijving te doen geschieden. Aangezien het verkregen recht niet door de stichting wordt erkend, noch opening van bovengenoemd graf wordt toegelaten, zolang de daartoe noodzakelijke bescheiden niet zijn overlegd en in orde bevonden en de overschrijving ten name van de nieuwe huurder in het daartoe bestemde register is geschied, zal bij het ontbreken hiervan het graf aan de stichting vervallen, die alsdan gerechtigd is het 10 jaar na de laatste bijzetting, doch niet eerder dan 2 jaar na de laatste aanmaning te doen ontruimen. Het graf kan alleen worden in- of overgeschreven ten name van een, tegenover de stichting aansprakelijke, natuurlijke of rechtspersoon.
Na de eerste begrafenis kunnen verdere bijzettingen slechts geschieden op voorwaarde, dat de einddatum van de huurovereenkomst minimaal 10 jaar na de datum van begraven valt, anders is verlenging met een periode van 10 jaar, gerekend van de tweede resp. derde teraardebestelling af tegen het alsdan geldend tarief noodzakelijk. Omzetting van een huurgraf in een graf voor onbepaalde tijd is mogelijk op elk moment in de huurperiode.
Het graf kan met schriftelijke toestemming van de stichting en met inachtneming van de voorschriften daaromtrent door haar te geven, voor rekening van de huurder worden voorzien van een zerk of gedenkteken. De stichting belast zich desgewenst met de levering van grafmonumenten. Men kan echter ook deze levering aan een steenhouwer naar keuze opdragen. De plaatsingsrechten bedragen 15% van de kostende prijs dezer werken of van de daaraan door de stichting toe te kennen waarde.
De huurder is verplicht de aan het graf of aan de ornamenten in het oog vallende gebreken te doen herstellen; zijn die van dien aard, dat zij het aanzien der begraafplaats naar het oordeel der stichting ontsieren, dan wordt hij tot die herstelling schriftelijk uitgenodigd; wordt aan dit verzoek binnen een maand niet voldaan, dan geschiedt de herstelling, of het voor het oog bedekken der gebreken, of het wegnemen der ornamenten door de stichting voor rekening van de huurder. Beplantingen, die door aanwas naar het oordeel der stichting een nadelige invloed uitoefenen op het aanzien der begraafplaats, of hinderlijk zijn voor belendende graven, moeten op schriftelijk verzoek der stichting door de huurder worden weggenomen. Wordt daaraan binnen een maand niet voldaan, dan geschiedt dit door de stichting voor rekening van de huurder. De door de stichting gemaakte kosten moeten op eerste vordering worden voldaan; wordt hieraan door de huurder geen gevolg gegeven, dan gaat de stichting over tot gerechtelijke sommatie. Wordt alsdan het verschuldigde, vermeerderd met de gemaakte gerechtskosten binnen drie maanden na dagtekening dier sommatie niet voldaan, dan vervallen alle rechten van de huurder aan de stichting.
Aan huurders van graven wordt jaarlijks een bedrag in rekening gebracht als vergoeding in de kosten van algemeen onderhoud van de begraafplaats. Deze kosten zijn vooruit verschuldigd en gaan in per de maand, waarin het graf wordt gehuurd. Zodra op een graf een monument of gedenkteken wordt geplaatst, is de huurder verplicht voor het schoonhouden daarvan een vergoeding te betalen. Deze vergoeding staat geheel buiten de kosten, genoemd in de eerste alinea van dit artikel, wordt vastgesteld door de stichting, wordt gewijzigd, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven en is verschuldigd aan het begin van elk onderhoudsjaar. Bij het vaststellen van dit onderhoudsbedrag wordt uitgegaan van de omvang en de aard van het grafmonument en het opschrift naar de toestand op het moment van de levering. Uitbreiding van de bewerkelijkheid van het onderhoud, bijvoorbeeld door latere aanbrenging van banden of van aanvullende opschriften, heeft herziening van het jaarlijks bedrag aan onderhoudskosten tengevolge. Het schoonhouden van steenhouwwerk kan desgewenst door of namens de huurder geschieden, doch dit ontheft hem niet van het betalen van alle in dit artikel genoemde vergoedingen.
De beide in artikel 8 genoemde verplichte onderhoudskosten kunnen voor de gehele huurperiode vooruit worden voldaan. De vooruitbetaling der onderhoudsrechten wordt berekend op basis van het jaarlijks onderhoudsbedrag, zoals dit per de datum van vooruitbetaling luidt. Indien na storting van de vooruitbetaling door huurder of diens rechtverkrijgenden wijzigingen in het grafmonument worden aangebracht, waardoor, naar het oordeel van de stichting, aan de bewerkelijkheid van het onderhoud uitbreiding wordt gegeven, kan aanvulling van de vooruitbetaling plaatsvinden.
De stichting belast zich desgewenst met de levering van planten als versiering van graven en met het onderhoud (wieden, snoeien, besproeien en bemesten) van deze beplanting. Deze kosten van onderhoud staan buiten de uit hoofde van artikel 8 in rekening te brengen kosten. Het is de huurder toegestaan de beplanting op het graf zelf te verzorgen. In dat geval kan een vergoeding voor het gebruik van water in rekening worden gebracht. Desgewenst is de verzorging eveneens vooruit te voldoen. Beplanting mag uitsluitend binnen de afmeting van het graf worden aangebracht en mag niet hoger zijn dan 70 cm. Het planten van bomen op een graf is niet toegestaan.
Wanneer de huurder gedurende drie achtereenvolgende jaren in gebreke blijft om het door hem ingevolge artikel 8, resp. artikel 10 verschuldigde te voldoen, dan wel enigerlei vordering uit andere hoofde niet voldoet, is hij van rechtswege, zonder voorafgaande sommatie of ingebrekestelling, in gebreke en verliest hij het recht tot verdere bijzetting en zijn verdere rechten op het graf, alsmede alle overige rechten uit de onderhavige overeenkomst voortvloeiende, welke rechten alsdan op de stichting overgaan, onverminderd de gehoudenheid van de huurder om aan al zijn verplichtingen tegenover de stichting uit hoofde van de onderhavige overeenkomst te blijven voldoen. In dit geval kan de rechthebbende nimmer enig recht op schadevergoeding doen gelden.
Voor elke bijzetting alsmede voor opgravingen worden de kosten voor het afnemen en weer plaatsen van grafmonumenten en beplanting door de stichting vastgelegd op basis van de daaraan verbonden werkzaamheden en de dan geldende prijzen. Voor eventuele beschadigingen of breuk bij, of tengevolge van het openen en sluiten der graven en het afnemen en weer plaatsen van monumenten, zal de stichting, uit welken hoofde ook, nimmer aansprakelijk zijn.
Begraafrechten en de kosten van in- of overschrijvingen zijn verschuldigd tegen het t.z.t. geldend tarief.
De eigenaar van een recht tot begraven heeft de mogelijkheid afstand te doen van dit recht, doch dit ontheft hem niet van de verplichting om het door hem ingevolge artikel 8, resp. artikel 10 verschuldigde, dan wel enigerlei vordering uit andere hoofde, te voldoen. Door afstand te doen van het recht tot begraven ontstaat nimmer recht op gehele of gedeeltelijke restitutie van de voor het begraafrecht voldane koopsom of bedragen die zijn voldaan ingevolge artikel 8, resp. artikel 10.